WONEN IN ITALIË – Koken voor Italianen

Voorlopig kook ik geen Italiaans meer voor Italianen. Voortaan krijgen ze gewoon de Nederlandse pot.

Onlangs kwamen er drie Italiaanse vriendinnen bij me eten. Ik was al een paar keer bij hen te gast geweest en het werd tijd dat ze nu ook eens bij mij kwamen. Hen uit te nodigen vergde wel enige moed, want tijdens de etentjes bij hen toverden ze met een schijnbaar gemak de meest verrukkelijke pasta's en vleesgerechten op tafel.

Ik zag als een berg op tegen het etentje. Hoe zou ik hun kookkunsten kunnen evenaren? Ver van te voren stelde ik een menu samen. Meloen met ham, mozzarella met tomaat, risotto met funghi porcini, een groentetaart en een fruitsalade na want één van de vriendinnen deed aan de lijn.

Ik kocht de beste risottorijst, die van Carnaroli, en maakte een week van te voren al een proefportie. De dag van te voren was ik de hele middag in touw met mijn groentetaart. Ik streek m'n mooiste tafelkleed, poetste m'n wijnglazen nog eens op.

Ze kwamen voor de lunch, de hoofdmaaltijd hier in Piemonte. Ik geloof dat ik om negen uur 's morgens de tafel al had gedekt. De eerste twee meldden zich om 12 uur, nummer drie om half één.

We gingen aan tafel. Opgewekt diende ik de meloen met ham op, hier kon weinig mee misgaan. "Wat een lekkere meloen voor deze tijd van het jaar", liet iemand zich ontvallen. Het seizoen van de meloen was inderdaad passé.

De risotto was naar mijn idee heerlijk romig. De funghi porcini zacht en gaar, ik had ze op aanraden van buurvrouw Grazia, voor ze bij de risotto te voegen, een uurtje in de lauwe melk geweekt. En dit was nu echt een gerecht dat hoorde bij dit seizoen.

"Smaakt het?" vroeg ik dom. O ja hoor, het smaakte best, alleen....de risotto moest eigenlijk 'al dente' zijn. 'Al dente'??? "Maar dan krijg je van die half harde rijstkorrels?" wierp ik tegen. "Er zijn ook wel mensen die de rijst liever wat zachter eten" zei één van de vriendinnen verzoenend.

Tijd voor de groentetaart. Trots zette ik hem midden op tafel. Er gleden keurende blikken overheen. Bovenop had ik de taart met kleine tomaatjes gegarneerd. "Die komen zeker uit je moestuin?" Dat beaamde ik enthousiast. "En er zit nog veel meer in uit m'n moestuin: courgette, broccoli, tomaten, paprika, knoflook en aardappel. En dan heb ik er nog gorgonzola met ricotta en ei doorheen geroerd!". Ze keken nu zorgelijk.

Zwijgend aten ze de taart. Niemand zei er iets over. Ikzelf kon me niet voorstellen dat ze hem niet lekker vonden, want zelf vond ik hem heerlijk. Later bedacht ik dat Italianen zich, veel meer dan wij, aan vaststaande recepten houden.

Vaak recepten met een lange traditie, met ingrediënten waaraan je niet zomaar iets kunt veranderen. Maak je een bolognesesaus, dan horen daar winterpeen, bleekselderij, tomaten, ui en knoflook in en dan gooi je daar niet zomaar bv. champignons bij zoals wij Nederlanders nog wel eens doen.

Wij maken een pastasaus of groentetaart en mieteren daar alle restjes groente in die toevallig nog in de groentela van de ijskast liggen. Ik denk dat mijn vriendinnen een beetje vreemd opkeken van mijn eigen inbreng in het creëren van een groentetaart.

De volgende dag vertelde ik het een beetje mismoedig aan Bernd, een Duitse kennis. "Christina" zei hij. "Christa en ik koken nooit Italiaans voor onze Italiaanse vrienden. We koken gewoon de Duitse pot, knödeln, rösti, worst, je kunt het als buitenlander toch nooit goed doen." Ik vind dat een goed advies.

Gelukkig zijn er ook Italiaanse vrouwen zoals Sara die onlangs op een ochtend voor m'n huis stopte, het raampje van haar auto liet zakken en vroeg: "Cri kom je vanavond bij me eten?" En nog voordat ik antwoord had gegeven, zei ze: "Ik haal gewoon een pizza hoor".